Verhuizen
Op een dag vonden de ouders van Jip dat het tijd was om te gaan verhuizen. Jip was al een tiener, en zijn vele speelgoed en spullen pasten niet meer in zijn kinderkamer.
Met Janneke speelde hij minder. Goed, ze zaten dagelijks te whatsappen, maar dat kon ook op afstand, vonden Jips ouders.
Ze vonden een modern huis in een lange stille straat. Pal langs een zijweg. Met een uitbouw over die zijweg heen. Samen met het huis aan de andere kant vormde dit huis een poort, waar auto’s en fietsen onderdoor konden. “Die kamer wil ik,” zei Jip meteen, en wees naar de poort, “en dan moet Janneke in de kamer daarnaast.”
“Jaja. En dan maken jullie zeker een gat in de muur,” zei Jips vader lachend.
Jip vond het niet grappig. Hij wist dat Janneke er niet zou komen wonen. Meteen miste hij het gat in de heg, de blije oogjes daar achter.
Takkie en Siepie waren al lang begraven. En nu verloor hij ook nog het veilige tuintje met de heg. En zijn buurmeisje.
“Ik wil niet verhuizen,” zei Jip.
“Je kunt niet in je kindertijd blijven steken,” zei zijn moeder, “Dingen veranderen.”
Maar waarom eigenlijk?