Weg

We zaten in je auto. Jij zat aan het stuur en ik zat ernaast. We waren vrolijk. De dag was zonnig en we reden door de bergen. Links was de berghelling omhoog, en rechts een ravijn. Ineens, en zonder dat ik begreep waarom, gaf je extra gas en stuurde je naar rechts. We zagen boomtoppen dichterbij komen en ik wist dat we er dadelijk zouden zijn geweest. Ik was niet bang. Niet boos en niet verdrietig, enkel verbaasd. Het niet-snappen hield me zozeer bezig dat ik niet toe kwam aan zelf voelen.
Ik schrok wakker en wist dat je er niet was. En werd bang. Dat ik uit deze droom niet kon ontwaken, dat ze werkelijkheid was.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *